De Madagascar spinschildpad (Pyxis a. arachnoides) in gevangenschap

Frank van Loon

Verspreiding
De Madagascar spinschildpad (Pyxis arachnoides) komt voor in een tot 100 km brede strook in westelijk en zuidwestelijk Madagascar. Daar kent het genus twee soorten, namelijk P. arachnoides en de Madagascar platrugschildpad (P. planicauda). De eerstgenoemde soort kent verder drie ondersoorten (P. a. arachnoides, P. a. oblonga en P. a. brygooi). P. planicauda komt enkel zeer plaatselijk voor in vochtig bosgebied. P. arachnoides daarentegen bewoont een halfdroog gebied met doornig struikgewas.
Het onderscheid tussen de drie ondersoorten van P. arachnoides is als volgt: P. a. arachnoides heeft een egaal vuilgeel buikschild met vooraan een scharnier, zodat het voorste deel beweegbaar en inklapbaar is. Ook de ondersoort P. a. oblonga bezit dit scharnier, maar het buikschild is aan de zijkanten voorzien van zwarte vlekken. Het buikschild van de derde ondersoort, P. a. brygooi, daarentegen bezit geen scharnier en geen zwarte vlekken. Het bewegen van het plastron wordt mogelijk gemaakt door bindweefselachtige structuur tussen de humeraal- en pectoraalplaten.

Historie
In juni 1999 werd ik in de gelegenheid gesteld om vier P. a. arachnoides van een liefhebber over te nemen. Het betrof hier twee volwassen mannetjes, één volwassen vrouwtje en één nakweekdier.

Het terrarium
De dieren (uitgezonderd het juveniele dier) worden samengehouden in een terrarium met de afmetingen 120 x 120 x 60 cm (l x b x h). Dit terrarium bevindt zich in een aparte schildpaddenkamer in huis. Het terrarium is aan de voorkant en aan de zijkant gedeeltelijk open waarmee een goede ventilatie wordt gewaarborgd.

Tabel 1. Temperatuur en relatieve luchtvochtigheidsgraad in het verblijf met P. a. arachnoides gedurende het jaar
Datum Temperatuur (°C) Relatieve luchtvochtigheid (%)
   Min Max Min Max
13/01 19 23.5 64 68
12/03 21 26      
01/06 23.5 31      
05/08 24.8 30.8 59 73
09/10 21.3 29.5 66 71
27/10 22.8 29.8 71 78
14/11 21.3 27 65 77

De verlichting wordt verzorgd door een 100 Watt halogeenstraler, type buitenspot. Het glazen beschermplaatje werd echter verwijderd omwille van de UV- stralen die de lamp uitzendt. Deze halogeenlamp brandt van 7.00- 19.00 uur en dit gedurende het hele jaar. Zodra de lamp rond dat tijdstip aan gaat is het ’s zomers al licht buiten; in de winter is het dan nog donker. Desondanks constateerde ik bij de dieren geen schrikgedrag, zodat ik de overweging van een elektronische diminstallatie heb laten varen. De halogeenstraler dient tegelijkertijd ook als warmtebron voor de schildpadden. Er is nergens gebruik gemaakt van warmtematten of - kabels, daar zich nog andere terraria onder het verblijf met de Pyxis bevinden. Dus de bodem van het terrarium rust niet op de koudere vloer van de kamer, maar wordt deels al verwarmd door de warme opstijgende lucht.
De functionaliteit van de groene plastic planten en bloemen die in het terrarium zijn aangebracht is eerder decoratief, om het geheel wat ‘natuurlijker’ te maken. Er worden hierdoor wel extra schuilplaatsen gecreëerd, die de dieren ook daadwerkelijk gebruiken. Zo staat er een varen naast de lamp en worden de bladeren hiervan gebruikt om beschut te kunnen zonnenbaden. Verder bestaat het terrarium uit twee delen. Een zogenaamde droge zône (bestaande uit een laag rijnzand 0/5) en een vochtige zône (bestaande uit turf en rijnzand).

Activiteit van de dieren
De levensloop van mijn dieren vertoont, op jaarbasis, een cyclus met een activiteitsperiode en een inactieve periode of rustperiode. De activiteitsperiode strekt zich uit van begin april tot half november. Wanneer de nachttemperatuur, na de winter, weer begint te stijgen en zo’n 21 á 22°C gaat bedragen, neemt de activiteit van de dieren toe.
Overdag zijn ze vooral actief tegen de middag en in de late namiddag. Wanneer er gesproeid wordt, komt er onmiddellijk leven in de brouwerij. De dieren worden dan veel actiever en doorkruisen het terrarium. Gesproeid wordt er gedurende de zomermaanden gemiddeld drie maal per week. Gedurende de maanden die er aan voorafgaan of er op volgen, wordt deze frequentie opgebouwd respectievelijk afgebouwd. Gedurende de wintermaanden wordt er zeer zelden (één á twee keer per maand) gesproeid. De ‘neerslag’ komt altijd terecht op het vochtige gedeelte, dit is het gedeelte waar het spaanplaat van het terrarium bedekt is met rubber- folie, dus het turf/zand-gedeelte. De favoriete rustplaatsen van de dieren bevinden zich op scheiding tussen het droge en het vochtige gedeelte (tegen de struiken) aan de kant van het droge gedeelte. Het vrouwtje verblijft wel vaker op het vochtige gedeelte en dan vooral tegen de legtijd. Daarom is op deze plaats ook een heuveltje gemaakt.

Voeding
Het voedsel bestaat enkel uit groenvoer. In de winter krijgen mijn schildpadden gekochte groenten, zoals andijvie, sla, witlof en ijsbergsla. ‘s Zomers wordt uitsluitend onkruid (paardebloem, weegbree, klaver, melkdistel, et cetera) verstrekt. Gemiddeld krijgen ze om de twee á drie dagen eten. Het voer wordt niet op een vast tijdstip verstrekt. Overschot wordt ‘s avonds verwijderd. In de winter strooi ik extra vitaminen (Gistocal, dosis onbekend) over het eten. Water wordt het gehele jaar door aangeboden en wordt dage lijks ververst. Aan het drinkwater wordt ook regelmatig calcium (calciumlactaat) toegevoegd.

Tabel 2. Formaat van de gehouden Pyxis a. arachnoides
Datum Gewicht (g)/lengte (cm)
   Man 1 Man 2 Vrouw Juveniel
10/07/99 271/11 322 423/13 9/3.5
01/10/99 311 343 459   
17/02/00 329 365 450 10
24/03/00 331 380 445   
03/07/00 304 346 465   

Paringen
Zoals reeds eerder gezegd zitten er twee mannetjes en een vrouwtje in één terrarium. De geslachten wor den het hele jaar bij elkaar gehouden. Gevechten tussen de manne tjes werden tot nu toe niet waargenomen. Ook paringsgevechten tussen een mannetje en een vrouwtje zijn niet waargenomen. Paringen, of pogingen tot paren, zijn waargenomen van mei tot september. Vanaf midden augustus heeft het vrouwtje gegraven. Het eigenlijke leggen van eieren begon eind augustus. De eieren werden allen ongeveer 8 cm diep begraven in het substraat (turf/zand) tussen de struiken.

Tabel 3. Geproduceerde eieren door de beschreven Pyxis a. arachnoides
Legdatum Einummer Gewicht (g) Grootte (mm)
06/11/99 1 22 39 x 31
31/08/00 2* 19 37 x 30
* Ei gevonden op 31-08-00: legdatum onbekend (geschat één week vroeger)

Incubatie
De eieren worden bebroed in een broedstoof van eigen makelij. Het geheel bestaat uit een kunststof bak met een doorzichtige, dubbelwandige plexiglazen bovenkant. Op de bodem ligt een 55 Watt verwar mingskabel die verbonden is met een thermostaat, die op zijn beurt ook nog eens verbonden is met een tijdklok. Tijdens de ‘off’-tijd van de tijdklok regelt de thermostaat de ingestelde dagtemperatuur van de broedstoof. Tijdens de ‘on’-tijd van de tijdklok regelt de thermostaat diezelfde ingestelde temperatuur minus een regelbaar aantal graden. Bij mijn broedstoof staat de ingestelde dagtemperatuur op 31,5°C en de nachttemperatuur 5°C lager (26,5°C). De dagtemperatuur wordt van 09.00-21.00 uur aangehouden, de nachttemperatuur van 21.00- 09.00 uur. In de zomermaanden, als het ‘s nachts ook zeer warm blijft, blijft de nachttemperatuur wel eens boven deze 26,5°C. Doch dit is maar een paar dagen per jaar. De eieren worden op vochtig vermiculiet gelegd (verhouding 1:3 vermiculiet:water). In de broedstoof zelf staat ook nog een waterbakje om de luchtvochtigheid wat hoger te houden. De relatieve luchtvochtigheid bedraagt 80 á 85 %. Deze zakt na een vijftal maanden naar 60%. Na een maand wordt er dan weer water bijgedaan om de vochtigheid te verhogen voor het uitkomen.
Ei nummer 1, dat op 06-11-99 werd gelegd, is op 31-10-00 ‘ontploft’ in de broedstoof. Het bovenste gedeel te van het ei is eraf gevlogen. Binnen in het ei was er geen teken van ontwikkeling waar te nemen. Het ei heeft 447 dagen in de broedstoof gelegen. Ei nummer 2 ligt nog in de broedstoof.

Sterfte
Het juveniele nakweekdier werd vanaf het begin apart in een bakje gehouden (50 x 30 cm (l x b)). Licht en warmte werd er verschaft door middel van een 60 Watt spot. Het substraat bestond uit een laagje fijne beukensnippers (de kleinste maat). Het was het eerste kleine nakweekdier dat ik heb gehouden. Het diertje kon zich in het begin niet verplaatsen. Het kon met zijn pootjes de bodem niet raken. Dit verbeterde na verloop van tijd maar is naar mijn idee nooit helemaal goed gekomen.
Ook het voederen bracht grote problemen met zich mee. Het diertje wilde niet eten. Er werden allerlei soorten voer verstrekt (diverse kleuren, al dan niet kleingesneden), maar alles werd geweigerd. Het schildpadje werd dagelijks gebaad in een schaaltje water met toege voegde vitaminen. Ik heb nooit de indruk gehad dat het at. Het diertje kwam bijgevolg ook niet veel aan, van 9 g op 10-07-99 naar 10 g op 17-02-00. Diezelfde maand stierf het schildpadje aan oververhitting. Het was ‘s avonds onder de lamp gekropen en ‘s morgens. toen de lamp aanging en de temperatuur begon te stijgen, is hij iets dieper in het substraat gekropen, maar dat mocht niet baten.

Besluit
Afhankelijk van de informatie over deze schildpadden die ik nog te pakken krijg, kunnen er zich nog veranderingen voordoen. Zo is het leggen van één ei per jaar weinig. De vraag dient zich aan of de man netjes elkaar niet teveel hinderen bij de paringspogingen, of misschien is het beter dat de geslachten gescheiden worden. Ook het uit broeden van de eieren kan misschien verbeterd worden.

Dit artikel is in een Engelstalige versie opgenomen in het jaarverslag over 2000 van het Studbook Breeding Programme Pyxis arachnoides.